zaterdag 17 juni 2017

Affeseren

Deze tekst stond op 18 juni als column in de rubriek 'Onder de Boschboom' in de Bossche Omroep.

Den Bosch kent een DOCIS: Directeuren Overleg Culturele Instellingen ’s-Hertogenbosch. Daarbij zijn wel twintig van die instellingen aangesloten; van klein tot groot. Volgens een bericht in het Brabants Dagblad van 1 december 2016 zou dit DOCIS gaan ‘kijken naar de aantrekkelijkheid van de stad voor burgers, het vestigingsklimaat voor bedrijven en naar thema's als onderwijs, toerisme en kunst’. Ik hoop dat dit ‘kijken’ al tot iets geleid heeft. Anders is er na morgen, 19 juni 2017, een extra reden tot ‘affeseren’, opschieten.

Maandagavond staat het de burgers van onze stad vrij zich uit te spreken over het nieuwste voorstel van B&W rond de toekomst van het Theater aan de Parade.

Die eerdere nieuwbouw van €71 miljoen komt er dus niet. Is ook moeilijk als er slechts €50 miljoen voor gereserveerd staat. De afgelopen twee maanden is er een nieuw idee ontwikkeld. Het wordt geen nieuwbouw op een andere plek of renovatie van het oude gebouw. B&W geeft de voorkeur aan nieuwbouw aan de Parade op de te handhaven kelder. De gemeentelijke website spreekt over één zaal met duizend stoelen, een groter podium en moderne theatertechniek. Er staat ook ‘Het financieel kader van €50 miljoen (prijspeil 2013, exclusief indexatie) is het uitgangspunt. En ook is het huidige bestemmingsplan leidend. We gaan op beide sturen vanaf het begin van het proces. Het nieuwe Theater aan de Parade opent in 2023 de deuren’.

Het is dus gissen wat er nog bovenop die €50 miljoen gaat komen.

Als de gemeenteraad akkoord gaat met bovenstaande rode draad, wordt - volgens dezelfde website (bericht 24 mei jl.) - het alternatief de komende 12 maanden uitgewerkt voor €440.000, waarna de uitkomst in juli 2018 in de gemeenteraad komt.

In juli 2018 zit er een andere gemeenteraad, een andere &W en een andere B. Die laatste treedt als eerste aan, de anderen volgen als uitkomst van de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2018. Nieuwe dobbelstenen, nieuwe kansen.

Nu dat DOCIS. Moet rap van zich laten horen. Mijn part alleen voor ‘het thema kunst’. Vooruit dan: podiumkunst. Een totaalplan, zonder verkokerd denken. Zonder doublures of leemtes. Met ruimte voor de kwaliteiten van Artemis, de Verkadefabriek, de Toonzaal, het Theater aan de Parade, de Grote Kerk, Perron 3, de Kentering, de Speeldoos (Vught!), de Azijnfabriek, etc.


Dit alles in het licht van hedendaagse verschijnselen als pop-up-podia, Netflix, streaming, digitale decors, virtual reality. Ongetwijfeld zal blijken dat de plek die nu traditioneel opgeëist wordt voor het Theater aan de Parade, van bescheidener omvang is. Bovendien is het niet te voorzien, wat de interesse van het publiek over 10 of 20 jaar zal zijn. Laat staan over 40 jaar, want tot zover reikt de ambitie van B&W.

U voelt ’m al aankomen: de renovatie die B&W in de prullenbak heeft laten verdwijnen, is de moeite van een heroverweging waard. Voor €20 miljoen kan het TaP weer twintig jaar mee. Dan ziet de theaterwereld er beslist anders uit. De €30 miljoen die de stad uitspaart, kan naar de versterking van alle grote en kleine podia. Den Bosch barst ervan!

woensdag 14 juni 2017

'Comes love'

Het eerste boek van Simon Vestdijk kreeg als titel mee 'Kind tussen vier vrouwen'. Het werd pas na zijn dood uitgegeven. Over mijn jeugd 'tussen vier zussen' schrijf ik geen roman, hoewel er wel het een en ander te melden valt.

Aangezien ik veruit de jongste ben, liepen die meiden in een aantal dingen lichtjaren op mij voor. Zo luisterden zij op zaterdagmiddag naar The Dutch Swing College Band o.l.v. Peter Schilperoort. Een populair radioprogramma begin jaren Vijftig. Ik zat op de kleuterschool en als pa tijdens de uitzending moe van zijn werk thuis kwam, moest die 'oerwoudmuziek' uit. Onverstoord gaf ma hem een jonge klare. Zodra het warm eten opgediend werd, speelde de radio op een zacht pitje verder.

Ma hield van Mario Lanza en luisterde op zondagmiddag naar Belcanto op de BRT. Toen de tv zijn intrede deed, werden mijn ouders fervente liefhebbers van de operette.

Van klassieke muziek heb ik absoluut niks opgepikt. Wel kocht ik van mijn zondagsgeld op mijn 11de of 12de mijn eerste grammofoonplaatje. Ma had een pick-up voor haar 'La donna è mobile'. En daarop draaide ik mijn net verworven Sydney Bechet grijs. Aan de ene kant 'On the sunny side of the Street' en aan de andere 'Rosetta, my rosetta'. Met dank aan de zusjes en hun volharding op die vroege zaterdagen. Bewust of onbewust kreeg ik er toch iets van mee.

Één ding is me nooit gelukt: het van buiten leren en onthouden van lied- en toneelteksten. Ook op die leeftijd, toen mijn hersens nog jong waren en vol opslagruimte zaten, bleven de woorden van dat eerste plaatje niet plakken. Ik vind het knap dat anderen er wel in slagen. Ik hum dus, of varieer op bi-ba-da-doe. Ik kan inmiddels een hele jazzbieb da-di-du-deën. Misschien is dat de reden dat jabbertalk me zo is gaan aanspreken. Grappig dat ik nu voor de tweede keer in dit verhaaltje een voorkeur wortels wil geven.

Terwijl klasgenoten naar Vince Taylor en Buddy Holly luisterden, ging mijn voorkeur uit naar big-bands. Benny Goodman, Duke Ellington, Count Basie. Later kwam natuurlijk ook Miles Davis. Weergaloos. 'Kind of Blue', met de beste reeks improvisaties ooit. Onvergelijkbaar. 14 januari jl. trad in El Médano (Tf) tijdens het filmfestival ‘Canarias en corto’ een gelegenheidscombo op: ‘Fermé Cuartet’. Dit viertal - twee gitaristen, drummer en saxofonist -verraste me volkomen door van ‘Kind of Blue’ het nummer ‘So What’ te spelen. Met in de hoofdrol de saxofonist.

En onlangs kwam ik uit bij Sinne Eeg, een Deense zangeres. Ze zingt klassieke nummers en eigen composities. Misschien niet uitgerust met het welluidende timbre van de nog niet geëvenaarde Ella Fitzgerald. Wel beschikt ze over een uitstekende trefzekerheid en een grandioos vermogen tot jabbertalk. Fascinerend is haar versie van 'Comes love'.

Het lied van Stept (m) en Tobias & Brown (t) uit 1939 is door veel artiesten op de plaat gezet waaronder Billie Holiday, Ella Fitzgerald en Nora Jones. Voor haar interpretatie neemt Sinne Eeg alle tijd. Draait om het nummer heen. Maakt er een sensueel verhaal van in samenspel met haar begeleider Thomas Fonnesbaek op bas. Het is een bijzonder groot genoegen wanneer je af en toe tegen zo'n parel aan loopt. Gelukzalig, zou ik willen zeggen.

Sinne Eeg, 'Comes Love' is in twee versies via ToyTube beschikbaar:



maandag 12 juni 2017

Onderweg met De Bruijn

Acht 'De Bruijns' zijn onderweg naar New York. Nog drie maanden de tijd: dat moet lukken. Vanaf 6 september hangen ze in Artifact Gallery.

En ondertussen werkt het genie verder. 'Genie' in de klassieke betekenis van 'creatieve geest'. Volgens neurowetenschappers en wiskundigen (!) is creativiteit niet te plannen: ze zou een willekeurige handeling zijn waarbij de kunstenaar een weg bewandelt waarvan route en uitkomst tevoren niet te berekenen zijn. Zo van: ineens kwamen de woorden als uit het niets op papier.

Denk overigens niet dat De Bruijn ook 'klassiek' achter de schildersezel staat. Of zit. Allesbehalve. Zijn atelier lijkt eerder op een timmerwerkplaats. En als het buiten droog is, werkt hij in de open lucht. In de tuin dus, waar zich het nodige hulpmateriaal bevindt.

'De ontmannelijking van de kerk' is het meest recente thema dat gegroeid is uit Geerts verbeelding van een wereld waarin de moedergodin wordt vereerd. De (katholieke) kerk is een mannenbolwerk: van de heer God tot en met zijn dienaren: de reguliere en seculiere pastores. Kerels die bovendien, om het in bijbelse termen te omschrijven, 'geen vrouw mogen bekennen'. Priesters. Priesteres kan niet. Bovendien klinkt dat laatste woord zo anders: uit de tijd van de Griekse en Romeinse tempelcultus. Niet echt serieus. Heidens bovendien.

Geert maakt met dit thema dus een 'statement', zoals dat heet. Heeft daarmee De Bruijns werk een boodschap: moreel, maatschappelijk, politiek? 'Bij dit onderwerp toevallig wel', vindt de kunstenaar. Overigens is het een discussiepunt - al eeuwen - of kunst geëngageerd moet zijn. 'Met mijn overige werk hoef ik geen omwenteling te bereiken'. 

In zijn meest recente schilderijen zijn zogeheten ex-voto's te zien. Voorwerpen die als smeekbede of dank voor een verkregen gunst in een gewijde ruimte worden geplaatst. Votiefgeschenken zijn uit meer godsdiensten bekend en uit die veelheid van religies stammen de afbeeldingen die De Bruijn nu in ovale lijstjes heeft geplaatst. Op de tweede foto zijn ze in de derde horizontale laag te zien. 'Dit werk is nog niet af', zegt de kunstenaar. 

Datzelfde geldt ook voor het drieluik (op de derde foto) dat al in een voorgaande blog - Geert aan de triptiek - genoemd werd. Dit werk is zonder ex-voto's. Of misschien 'nog' zonder ex-voto's. Wie wat bekend is met de beeldtaal van Geert, herkent hier de moedergodin op het middenpaneel, waar zij een prominente plaats inneemt 'op' de kerk. Het aanwezige kruis staat voor de oerknal, het begin van alles.

En wanneer is ook dit drieluik 'af'? De Bruijn: 'Op het moment dat een volgende toevoeging ervoor zorgt dat de afbeelding uit balans raakt. Waarna ik weer verder moet om die balans opnieuw te veroveren.

Kunst - met of zonder politieke, morele of andere boodschap - geeft schoonheid een gezicht. Schoonheid als wegwijzer naar de waarheid. 'Waarheid' niet in de vertaling van Trump; 'waarheid' in de zin van 'het sublieme'. Een sensatie die over je komt, zoals wanneer je bijvoorbeeld door een imponerend landschap wandelt. Schrijver Ben Okri: 'De mens is zo'n 1.80 m hoog. De aanraking van het sublieme zorgt ervoor dat je je voelt als een kathedraal'.

Dat vind ik een mooie metafoor. Eentje die ik begrijp. Natuurlijk is een kathedraal tegelijkertijd wel het bolwerk van de mannelijke religieuze wereld.





dinsdag 6 juni 2017

Montreuil-sur-Mer

Met een klein beetje fantasie is er zowel een rode draad áls een contrast te herkennen in onze wandelingen in de tweede helft van de afgelopen maand. Op 14 mei liepen we 'aan de hand' van de Vlaamse gids Iris door Västra Hamnen, Malmö's wijk van de toekomst en vandaag 21 mei laten we ons aan de hand van een Vlaamse internetroute, door de Franse stad Montreuil gidsen. Hier staat juist het verleden centraal. Alsof je de ene dag The Statement van Crystal Pite bezoekt, uitgevoerd door het Nederlandse Dans Theater en de avond daarna Het Zwanenmeer, gebracht door het Nationale Ballet.

In de laatste week van mei fietsen en wandelen we vier dagen door een stuk van het Franse departement Pas-de-Calais. Donderdagmiddag verkenden we te voet een moeras bij Camiers. Een soort ‘De Moerputten’, tussen Den Bosch en Vlijmen. Met knuppeltjespaden en al, alleen gevarieerder in begroeiing. Vrijdag op de fiets door een heuvelend achterland naar Le Touquet-Paris-Plage en gisteren, opnieuw op de fiets naar Boulogne-sur-Mer.

Vandaag dus Montreuil-sur-Mer, dertig kilometer van de kust af, dus helemaal niet ‘sur-Mer’. Vroeger lag het plaatsje op een kruispunt van belangrijke wegen, goed opgeborgen achter stevige stadsmuren. Die wegen zijn D-routes geworden, het burchtachtige aanzien is gebleven. Het heeft alles in zich om in aanmerking te komen voor een plaats in de categorie 'stadjes vol nostalgie'.

Victor Hugo heeft Montreuil gebruikt als decor voor zijn boek ‘Les Misérables’. Een sociaal drama dat later om zijn tranentrekkende liefdesverwikkelingen in een musical verdwaald raakte. Op een centraal plein vindt de jaarlijkse boekenmarkt plaats. Hugo’s pil ligt er niet bij. Wel ‘Le travail industriel des femmes mariées’ van Mathilde Decouvelaere en Eugène Duthoit. Een boek uit 1934, uitgegeven door de universiteit van Lille/Rijsel.

Waren er tijdens het interbellum in Nederland vrouwen werkzaam in de industrie? Mijn moeder was toen 31 jaar en als gehuwde vrouw thuis met drie kiendjes. Haar oudste kind, ‘ok ‘nnen Harrie’, was toen al drie jaar dood. Toen ze op haar 24ste trouwde, had ze precies de helft van haar leven gewerkt. Gelukkig niet in de industrie. Op de meest onverwachte momenten gaan mijn gedachten naar dit soort familiegeschiedenissen. En denk ik met eerbied en waardering aan mijn ouders.

Een stad om te mijmeren: daar nodigt het decor toe uit. We volgen de aanwijzingen van degene die deze route uitzette. Een groot deel leidt over de wallen: prachtige uitzichten over de omringende vlaktes, mooie inkijkjes richting binnenstad.

Op enig moment lopen er drie dertigers voor ons: een man en twee vrouwen. Een van de dames stapt van het pad om een van de dikke bomen die de ‘remparts’ omzomen, stevig te omhelzen.

Ze neemt de tijd; haar compagnons wachten geduldig. We hebben het over prinses Irene en ‘bomenknuffelares’. Als we haar en haar ‘houtere klaas’ passeren, maakt de jonge vrouw zich los om vervolgens met haar rug tegen de boom aan de schuren. ‘Gekker kans de mens niet worden’, denk ik. Mijn pa zaliger zou beslist gezegd hebben: ‘Ieder z’nne meug, sprak d’n boer. En vrat ‘n baal hooi’. Er bestaan ruigere varianten op deze spreuk.

Het hoogtepunt van de rondgang door Montreuil is het gedeelte dat door de 'Citadelle' leidt. Een part van de stadsgeschiedenis valt hier - met behulp van wat borden - van de verdedigingswerken af te lezen. Uit de eerste donjon groeide een kasteel, dat langzaam uitdijde tot een vestingstadje.

Er zijn tunneltjes en onderaardse trappen die naar het hogere gedeelte gaan waar een replica van een 'goedendag' staat. Volgens de tekening was er een team mannen nodig om met dat ding een zware steen richting aanstormende hordes te werpen. De tijd van kokende olie die van de tinnen werd gegoten. En gevangen genomen vijanden met kettingen in vochtige kerkers werden vastgeklonken tot het losgeld betaald was.

Er blijkt in deze hoek een ‘Fête de la Nature’ plaats te vinden. Educatieve spelletjes voor de kinderen, een ‘Exposition’ die we bezoeken (‘Animaux Sauvages, on vous aime!’) en een ‘Restauration Bio’ waar we aan een lange tafel aanschuiven om plaatselijke kaassoorten te proberen. Bij het stalletje van de bioboeren - het lijkt of overal de moeders van de jongelui die we overal uitleg zien geven, in de kraampjes staan - slaan we van een soort een stuk in ‘voor onderweg’. 

Over het geheel van dit ‘feest’ hangt een ontspannen sfeer die me doet denken aan het Vliegerfestival in Den Halder. Daarvan vond de laatste editie plaats in 1985. Ik zei het al: Montreuil: een plaats om te mijmeren.